Stekelige beplanting moet mens-olifantconflicten tegengaan
De wilde olifantenpopulatie in India bedraagt naar schatting minder dan 7400 dieren. Door de oprukkende mensheid moeten de olifanten zien te overleven in steeds kleiner wordende beschermde bosrijke natuurgebieden, die tegenwoordig nog slechts 12,5 procent van het totale landoppervlak beslaan. Geleid door seizoensinvloeden en hun behoefte aan voedsel en water zwerven olifanten daardoor steeds vaker buiten de beschermde leefgebieden. Dan overschrijden ze vervolgens door mensen vastgestelde grenzen en veroorzaken daarbij schade aan landbouwgronden en woningen. Nu conflicten tussen mensen en olifanten toenemen is het Forest Departement in Jalpaiguri op het idee gekomen om doornige struiken rondom dorpen, akkers en plantages, die grenzen aan de nationale parken, te planten om olifanten uit de buurt te houden. Aangezien olifanten een hekel hebben aan doornige bomen en struiken, verwacht men dat dit een effectief afschrikmiddel zal zijn.
Naar de voorbeelden van Assam en Jalpaiguri in India, overweegt men in Sri Lanka ook om doornige beplanting rond landbouwgronden en theeplantages te gaan planten, om te voorkomen dat wilde olifanten deze gebieden betreden. De meest prominente soort waarop hier wordt gefocust is de ‘doornige bamboe’. Deze soort komt van nature voor in Sri Lanka, maar ook in Zuidoost-Azië, en wordt op grote schaal gekweekt. In Sri Lanka komt de doornige bamboe voor in Ritigala, Dambulla, Minneriya en Wasgamuwa. De doornige bamboe wordt gemiddeld zo’n 10-15 meter hoog. Elke stengel produceert lange, pezige, stekelige takken die een dooreengevlochten wirwar van stekelige bepantsering vormen. Daarom verwacht men dat een omheining van doornige bamboe een effectieve barrière zal vormen tussen olifanten en mensen.